Winterkoninkje.

Als je, in en rond ’s Gravenmoer, goed om je heen kijkt en luistert kun je het winterkoninkje zien en horen. Het winterkoninkje is het tweede kleinste vogeltje van Nederland. Hij meet van kop tot staart hooguit tien centimeter en is ongeveer negen gram zwaar. Het is rood-bruin van kleur en heeft een opgewipt stomp staartje. De flanken van het winterkoninkje zijn wit gestreept. Het is een grappig vogeltje om te zien, een gezellig rond dikkerdje met een leuk, brutaal bekje.
Het winterkoninkje is een onvermoeibaar zangertje die met zijn schetterend stemmetje wel negentig decibel geluidssterkte kan produceren. Daardoor is zijn gejubel al op een halve kilometer afstand te horen. Die keel zet hij het hele jaar door op. Samen met het roodborstje is het winterkoninkje de enige zangvogel die ook in hartje winter zingt. Vlak bij de grond scharrelt hij door de struiken, op zoek naar voedsel. Met zijn fijne snavel is hij gespecialiseerd in het eten van kleine insecten, rupsen, spinnetjes, larven en zaadjes. Ook uit kleine spleten in bijvoorbeeld schors kan hij allerlei eiwitrijk voedsel peuteren. Hij is altijd bezig en altijd in de weer met zijn recht omhoog gestoken staartje.
Het winterkoninkje kan slecht tegen kou al zou zijn naam anders doen denken. Het is niet gek dat hij slecht tegen de kou kan, hoe wil je immers negen gram warm houden wanneer het vriest. In een ijzig koude nacht kan hij zo maar één gram lichaamsgewicht verliezen.
Het mannetje bouwt in het voorjaar bolvormige nestjes van dorre bladeren, mos, varens en grassen. Het liefst bouwt hij de nestjes op een donkere plek in boomstronken, tussen oude takken en planten op de grond. Hij bouwt verschillende nestjes binnen zijn territorium, deze bouwt hij echter niet geheel af. Als er een vrouwtje op zijn schetterend stemmetje afkomt neemt hij haar mee en laat hij haar verschillende nestjes zien. Ze kiest er dan één uit en werkt het van binnen af met veertjes om er vervolgens vijf tot tien piepkleine rood gestippelde eitjes in te leggen. Het komt voor dat als het vrouwtje op de eitjes zit, het mannetje een ander vrouwtje probeert te lokken in één van de andere nesten. Het vrouwtje broedt in dertien tot vijftien dagen de eieren uit. Het mannetje helpt met het voeren van de jongen. De jongen zitten vijftien tot negentien dagen in het nest en worden tot achttien dagen na ze zijn uitgevlogen nog gevoerd door beide ouders.

Foto onder: Een vrouwtjes winterkoninkje met een veertje in haar bekje waarmee ze het nestjes van binnen afwerkt. Foto is genomen in het kerkebos.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb